21740 |
rekruut |
rekruut:
rekruut (Q032p Schinnen),
rəkruut (Q032p Schinnen)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
relekwieje (Q032p Schinnen),
relikwieën (Q032p Schinnen),
rəlikwie (Q032p Schinnen)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
reliekschrijn:
reliekschrien (Q032p Schinnen),
relikwieschrijn:
relekwiesjrien (Q032p Schinnen)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21358 |
rente |
rente:
rendje (Q032p Schinnen)
|
rente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
renteneir (Q032p Schinnen)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
renteneren (Q032p Schinnen),
rèntəneerə (Q032p Schinnen)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rèndjmeister (Q032p Schinnen)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
31124 |
reparatie |
schoenreparatie:
šōnreparāsi (Q032p Schinnen)
|
Het repareren van schoenen. Met kan met reparatie ook bedoelen schoenen die gerepareerd moeten worden. [N 60, 231c]
II-10
|
25095 |
repareren |
flikken:
flikke (Q032p Schinnen),
maken:
mākǝ (Q032p Schinnen),
oplappen:
oplappen (Q032p Schinnen),
repareren:
reparę̄rǝ (Q032p Schinnen)
|
Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c] || repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
II-10, III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletsjke (Q032p Schinnen),
kletsjkə (Q032p Schinnen),
klètsjke (Q032p Schinnen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|