23249 |
verplichte feestdag |
verplichte zondag:
verplichde zondig (Q032p Schinnen),
verplichte zondag (Q032p Schinnen),
verpligde zondig (Q032p Schinnen),
zondag:
zondig (Q032p Schinnen)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
moet:
moot (Q032p Schinnen),
moeten:
⁄t moëtte (Q032p Schinnen)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulveren (Q032p Schinnen)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjaald (Q032p Schinnen),
versjāāld (Q032p Schinnen),
versjôolt (Q032p Schinnen)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
versjeten (Q032p Schinnen)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
ein versjiening höbbe (Q032p Schinnen),
enne versjiening höbbe (Q032p Schinnen),
hè kriet `n versjiening (Q032p Schinnen)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
meien:
meie (Q032p Schinnen),
sieren:
seere (Q032p Schinnen),
sere (Q032p Schinnen),
sere v.d. sjtraot (Q032p Schinnen),
sèère (Q032p Schinnen)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sieraad:
seeraod (Q032p Schinnen),
smuk (<du.):
sjmoek (Q032p Schinnen)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
schabbig:
sjebbig (Q032p Schinnen),
versleten:
vərsjleetə (Q032p Schinnen)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25829 |
versnijbier |
snijbier:
šnibēr (Q032p Schinnen)
|
Het bier dat men gebruikt om te versnijden. De zegsman uit Q 99 merkt hierover op dat de resten van het brouwsel en van de gisting en het restant uit teruggekeerde vaten werden vergaard in tonnen van 5000 liter. In deze tonnen bevond zich na 2 à 3 jaren een zuur maar helder vocht. Vermengd met jong bier leverde dit het oud bier op. [N 35, 99; monogr.]
II-2
|