18815 |
verwachting |
beiden:
⁄t beije (Q032p Schinnen),
verwachting:
vərwachting (Q032p Schinnen)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie:
famielə (Q032p Schinnen),
familie (Q032p Schinnen)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
schjtoeēke (Q032p Schinnen)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30716 |
verweerd |
verweerd:
vǝrwē̜rt (Q032p Schinnen)
|
Gezegd van schilderwerk dat door de invloed van het weer is aangetast. [N 67, 69a]
II-9
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
vərsjlàkkə (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
versjlakke (Q032p Schinnen),
WLD
versjlakke (Q032p Schinnen)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakt:
vərsjlàk (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
versjlakt (Q032p Schinnen),
WLD
versjlakt (Q032p Schinnen)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
mamakindje:
mamakiendje (Q032p Schinnen),
verwende poet:
verwènde poet (Q032p Schinnen)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwunsje (Q032p Schinnen),
verwènsje (Q032p Schinnen),
vərwunsjə (Q032p Schinnen)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzeuk (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
verzoeken:
vərzeukə (Q032p Schinnen)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzoeme (Q032p Schinnen),
vərzôêmə (Q032p Schinnen)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|