22417 |
visvangst |
raffel:
raffel (Q032p Schinnen),
vangst:
vangs (Q032p Schinnen),
vangst (Q032p Schinnen)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkuf (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vaan:
vaan (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlaak (Q032p Schinnen)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
24914 |
vlaktex |
plat:
⁄t is plat (Q032p Schinnen),
vlak stuk:
ə vlak sjtök (Q032p Schinnen)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechten (Q032p Schinnen),
vlèchtə (Q032p Schinnen)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vlaarmuis:
vlaarmoes (Q032p Schinnen)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
fleisj (Q032p Schinnen)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
23942 |
vlees derven |
vasten:
vaste (Q032p Schinnen)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34388 |
vleesschaap |
texels ras:
tɛsǝlsǝ ras (Q032p Schinnen)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor het vlees. [N 77, 1h; monogr.]
I-12
|