25200 |
vriezenx |
vriezen:
vreize (Q032p Schinnen)
|
vriezen [SGV (1914)]
III-4-4
|
23764 |
vrijdagavond |
vrijdagavond:
vriedigaovend (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De vrijdagavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vriedeskos (Q032p Schinnen),
vriedigskos (Q032p Schinnen)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20316 |
vrijgezel |
jonggezel:
jonkgəzèl (Q032p Schinnen),
vrijgezel:
vriegezèl (Q032p Schinnen)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wīs˃vroͅu̯ (Q032p Schinnen)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vreumès (Q032p Schinnen),
vreumɛs (Q032p Schinnen),
vrø.məs (Q032p Schinnen)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
plezierig:
pləzeerig (Q032p Schinnen),
spassig (du.):
sjpassig (Q032p Schinnen)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vroͅuw (Q032p Schinnen),
vrouwmens:
fro.uməṣ (Q032p Schinnen)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
22856 |
vrouw in het kaartspel |
dame:
dame (Q032p Schinnen)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vroͅu̯ (Q032p Schinnen)
|
vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|