34473 |
vrouwelijke kip |
hoen:
hou̯n (Q032p Schinnen),
hōn (Q032p Schinnen)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24272 |
vrouwelijke kwartel |
zij:
zieë (Q032p Schinnen)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24455 |
vrouwelijke vis |
kuiter:
WLD
kuuter (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23362 |
vrouwenkant |
epistelkant:
epistelkanjt (Q032p Schinnen),
schinnender kant:
onze geografische namen
sjennender kantj (Q032p Schinnen),
vrouwluikant:
vrouwluujkantj (Q032p Schinnen)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouwluujkleier (Q032p Schinnen)
|
Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
vrouwluujongergood (Q032p Schinnen)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
onderhemd:
ongerhumme (Q032p Schinnen)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
scherp:
sjerpe (Q032p Schinnen)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
eigen spellingsysteem
aanzètte (Q032p Schinnen),
laden:
WLD
laden (Q032p Schinnen)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (Q032p Schinnen)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|