e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselvallig weer geen vast weer: géé vas wéér (Schinnen, ... ), grijze lucht: ein gries loech (Schinnen), kwakkelen: kwakkelle (Schinnen), onvast weer: onvas waer (Schinnen), twijfelachtig (weer): twiefelechtig (Schinnen) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
witkwast blokwitter: blǫkwetǝr (Schinnen  [(zelden)]  ), witkwast: wetkwas (Schinnen) Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.] II-9
witte aalbes witte wiemerten: witte wiemerte (Schinnen) [DC 13 (1945)] I-7
witte abeel abeel: WLD  abeel (Schinnen), canadas: canadas (Schinnen) De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: wite donderdig (Schinnen), witte donderdig (Schinnen, ... ) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte dovenetel theenetel: theenetel (Schinnen) Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] I-5
witte kaas, wrongel fluitekaas: fluittəkīējs (Schinnen), fluitkaas: fluitkieəs (Schinnen) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: štęi̯n[klee] (Schinnen), wilde klee: wel [klee] (Schinnen) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kappes: kappes (Schinnen) witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte kwikstaart langstaartje: langsjtertje (Schinnen), lankstertje (Schinnen) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1