23502 |
zingende mis |
gezongen mis:
gezònge mès (Q032p Schinnen),
gəzongə mɛs (Q032p Schinnen)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30769 |
zinknagels |
vertinde nagelen:
vǝrtendǝ niɛgǝl (Q032p Schinnen)
|
De doorgaans vertinde, spijkers waarmee de behangjute op het latwerk wordt vastgezet. [N 67, 98d]
II-9
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (Q032p Schinnen)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kruis:
kruts (Q032p Schinnen)
|
het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zuike (Q032p Schinnen)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zuithout (Q032p Schinnen)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
25872 |
zoetstof |
sokkerkroten:
sukǝrkrǫatǝ (Q032p Schinnen)
|
De zoetstof die bij het sap wordt gevoegd als de appels te zuur zijn. De zegsman uit Q 249 merkt op dat men ingeval van zure appels 20 kg. suiker bij het sap voegde. Toch werd in slechts weinig plaatsen suiker gebruikt om het sap zoeter te maken. Volgens de respondenten uit L 379 en L 387 gebruikte men geen suiker maar suikerbieten of zoet fruit, omdat zó werd voorkomen dat het sap zou aanbranden. [N 57, 5]
II-2
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
de borstgeive (Q032p Schinnen),
de mem geven:
de mem geive (Q032p Schinnen),
de mem gève (Q032p Schinnen)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøͅldər (Q032p Schinnen)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜jmǝ (Q032p Schinnen),
zø̜ǝmǝ (Q032p Schinnen)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|