33692 |
brede landweg |
dreef:
dręi̯f (Q032p Schinnen)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
28931 |
breedte |
breedte:
brɛjtǝ (Q032p Schinnen)
|
Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a]
II-7
|
18786 |
breien |
strikken:
sjrikke (Q032p Schinnen)
|
breien [SGV (1914)]
III-1-3
|
24475 |
brem |
brem:
brim (Q032p Schinnen)
|
brem [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
brenge (Q032p Schinnen)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q032p Schinnen)
|
de bretels [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brēūk (Q032p Schinnen)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveir (Q032p Schinnen)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|
21250 |
brief |
brief:
bre.f (Q032p Schinnen),
brĕĭf (Q032p Schinnen)
|
brief [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|