20324 |
dood (bn.) |
dood:
doid (Q032p Schinnen),
dood (Q032p Schinnen),
dôôt (Q032p Schinnen),
uitgegangen:
is oetgegange (Q032p Schinnen)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doad (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34336 |
doodliggen |
kapotliggen:
kǝpotlegǝ (Q032p Schinnen)
|
Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31]
I-12
|
21154 |
doodlopende weg |
keerweg:
kjièrwēēg (Q032p Schinnen)
|
een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doadskies (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
doadskis (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
zerk:
zerk (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
Recenter: doeadskies
zerk (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
voor man
doidshumme (Q032p Schinnen),
doodskleed:
voor vrouw
doidskleid (Q032p Schinnen)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
de doeadsklok (Q032p Schinnen),
de doeëdsklok (Q032p Schinnen),
de dōadsklok (Q032p Schinnen)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doadzunj (Q032p Schinnen),
doeadzunj (Q032p Schinnen),
doeèdzunj (Q032p Schinnen),
grote zonde:
groate zunj (Q032p Schinnen)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
douf (Q032p Schinnen)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
dooe (Q032p Schinnen)
|
dooien [SGV (1914)]
III-4-4
|