24619 |
doornstruik |
heggenstok:
hèggesjtok (Q032p Schinnen)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
26348 |
doorslaan |
doorslaan:
dōršlǫǝ (Q032p Schinnen)
|
Het doordringen van aniline door nieuw opgebrachte verflagen. [N 67, 12c]
II-9
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
deupkènjd (Q032p Schinnen),
doopkindje:
duipkiendje (Q032p Schinnen),
dopeling:
duipeling (Q032p Schinnen)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
doupe (Q032p Schinnen),
duipe (Q032p Schinnen),
duipen (Q032p Schinnen),
dèèpe (Q032p Schinnen),
dö.ypə (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
soppen:
soppe (Q032p Schinnen)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
eigen spellingsysteem
doperrte (Q032p Schinnen),
WLD
dopert (Q032p Schinnen),
kevererwten:
eigen spellingsysteem
kevererrte (Q032p Schinnen)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
30738 |
doppen |
doppen:
dø̜pǝ (Q032p Schinnen)
|
Het aanbrengen van kleine vlekjes verf met behulp van een spons. [N 67, 80a]
II-9
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (Q032p Schinnen)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜rpǝl (Q032p Schinnen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21765 |
dorpsgenoot |
een van het dorp:
enne van ’t dörp (Q032p Schinnen)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21764 |
dorpsgenoot: specifiek |
schinoos:
šɛnōͅs (Q032p Schinnen)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|