e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiveren schuiveren: sjøvere (Schinnen) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: hul (Schinnen) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulp vragen hulp vragen: hulp vraogə (Schinnen) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: hulp (Schinnen, ... ) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hulst hulst: eigen spellingsysteem  hulst (Schinnen) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: huppele (Schinnen, ... ) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hurken (zich) hukken: hūke (Schinnen), zich op de hukken zetten: zich op de huke zette (Schinnen) hukken [SGV (1914)] || hurken [SGV (1914)] III-1-2
hutselen schudden: sjudde (Schinnen) Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
huurpenning meepenning: meipenning (Schinnen) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk trouw, de -: trouw (Schinnen), trouwen, het -: der trouwe (Schinnen), trouwerij: trouwerij (Schinnen), trouwərie (Schinnen) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk [SGV (1914)] III-2-2