e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koorzanger koorzanger: koearzenger (Schinnen), zanger: zènger (Schinnen) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kop kop: kop (Schinnen), varkenskop: vɛrkǝskǫp (Schinnen) [N 76, 11; monogr.]Het gedeelte van de huid dat de kop bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3f; N 36, 4] I-12, II-10
kopen gelden: gelje? (Schinnen), kopen: koupe (Schinnen) koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)] III-3-1
koperen zeef zeef: zēf (Schinnen) Koperen zeef waar men het sap door zeeft. [N 57, 20a] II-2
kopieerwieltje radertje: radertje (Schinnen) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje tas: tas (Schinnen) een kop koffie [SGV (1914)] III-2-1
koppelen koppelen: koppelen (Schinnen), koppələ (Schinnen) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] III-2-2
koppig koppig: köppig (Schinnen, ... ), kops: köpsj (Schinnen), steeg: sjtiéég (Schinnen) koppig [SGV (1914)] || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4
koppig zijn bokken: bóekken (Schinnen) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
kopshout kopshout: kopshout (Schinnen) Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.] II-12