e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenbloem korenbloem: korǝblōm (Schinnen), -  korebloom (Schinnen) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
kornoelje (alg.) konkernol: konkernöl (Schinnen), eigen spellingsysteem  konkernölle (Schinnen, ... ), kornoelje: WLD  kornoelje (Schinnen) De kornoelje. De witte kornoelje; struik met witte bloemen en witte bessen, 2-3 m hoog; takken aan de zonzijde rood, in de schaduw geel. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). [N 82 (1981)] || kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
korst korst: koosj (Schinnen) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kortademig dempig: dempig (Schinnen) dempig [SGV (1914)] III-1-2
korte dikke wortel mollenstaart: WLD  mollesjtert (Schinnen) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte onderbroek? korte onderbroek: korte ongerbrook (Schinnen) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
korter maken afsnijden: aafsjnîêjə (Schinnen), gerichter (bn.): gerichter (Schinnen) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kostbaar duur: duur (Schinnen), waardig: wéérdig (Schinnen) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
koster koster: köster (Schinnen, ... ), kəstər (Schinnen) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kosteres kosteres: kösteres (Schinnen) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3