e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroppen, gezegd van voedsel wurgen: wörge (Schinnen), wörrəgə (Schinnen) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
kruiden, specerijen gekruiden: eigen spellingsysteem  gekruude (Schinnen), kruid: krŏĕt (Schinnen), kruiden: WLD  kruuje (Schinnen) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenjenever els: äels (Schinnen), elsje: elskə (Schinnen) kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidnagel groffelsnagel: groffelsnagel (Schinnen) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding kruidwijden: Kroetwien (Schinnen) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: kroedwusj (Schinnen), kroedwösj (Schinnen), kroetwusj (Schinnen), kroetwösj (Schinnen) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwijden: kroedwiën (Schinnen), kruidwis zegenen: de kroedwusj zègene (Schinnen), kroetwusj ziègene (Schinnen) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien schurgen: šørǝgǝ (Schinnen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krōēk (Schinnen) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruim greumel: grummel (Schinnen) kruim [SGV (1914)] III-2-3