e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nietsnut luilak: luilak (Schinnen) iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4
nieuwe maan jong licht: jonk leech (Schinnen), nieuwe maan: nieuwe maan (Schinnen), nuuj maon (Schinnen) schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
nieuwjaar nieuwjaar: nujaor (Schinnen), nujjoar (Schinnen), nieuwjaarsdag: nujaorsdaag (Schinnen), nuujjoarsdaag (Schinnen) 1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] III-3-2
nieuwjaar wensen verrassen: vrasje (Schinnen, ... ) Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] III-3-2
nieuws nieuws: nuus (Schinnen), nuuts (Schinnen, ... ), nûûts (Schinnen) een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)] III-3-1
nieuwsgierig nieuwsgierig: nuusjierig (Schinnen) nieuwsgierig [SGV (1914)] III-1-4
nieuwsgierigaard gaper: gaper (Schinnen), gaperd: gapərt (Schinnen), nieuwsgierige naas: nuujsjierige naas (Schinnen) iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] III-1-4
niezen niesten: neiste (Schinnen) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel rib: rup (Schinnen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
nijptang pitstang: pītštaŋ (Schinnen), tang: taŋ (Schinnen) In het algemeen het werktuig om te knijpen en te trekken. Zie afb. 9. [N 60, 184a; N 60, 236] II-10