e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderlip onderlip: onderlup (Schinnen), onderluup (Schinnen), onjerlup (Schinnen) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderste handvat sluitblok: šlūt˱blǫk (Schinnen) Het houten blok met gleuf en twee handvatten, dat aan de onderzijde van het blad van de kraanzaag met behulp met een houten wig of toognagel wordt vastgeklemd. [N 50, 34e] II-12
onderwijzer meester: meister (Schinnen), meneer: mijnheer (Schinnen) onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
onderwijzeres juffrouw: juffrouw (Schinnen, ... ) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1
onderzoek onderzoek: ondərzeuk (Schinnen), ongerzeuk (Schinnen) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
ondeugend, stout ondeugend: ondeugend (Schinnen), stout: sjtout (Schinnen) stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
ondeugende vrouw floes: flôês (Schinnen), loeder: loeder (Schinnen, ... ) een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)] III-1-4
ondiep ploegen belken: bęlkǝ (Schinnen) De termen die in dit lemma zijn opgenomen, hebben met elkaar gemeen dat zij toepasselijk zijn op de een of andere manier van ondiep ploegen, waarbij de grond minder diep wordt losgesneden en ook veel minder wordt omgekeerd dan bij het ploegen van de zaaivoor het geval is. Men beploegt het land met een ondiepe en vaak ook brede voor a) als het de bewerking van een stoppelveld betreft (vergelijk het betrokken lemma); b) als in het late najaar een akker op de wintervoor gelegd moet worden (zie dat lemma), waarbij men mest oppervlakkig kan onderploegen (zie het betreffende lemma); c) bij de bewerking van braakland of van een hardliggende, met onkruid begroeide akker; d) als bij het scheuren van een weide eerst de grasmat wordt afgeploegd (vergelijk het lemma een weide scheuren). Voor deze manier van ploegen gebruikte men vroeger een eenscharige (voet)ploeg zonder voorschaar en vaak ook zonder kouter, later vooral een meerscharige ploeg met kleine scharen. Het land kon ook met de cultivator ondiep bewerkt worden. Voor de varianten die hieronder (geheel of deels) in de (...)-vorm zijn vermeld, zie men de lemmata ondiep en ploegen. [JG 1b; N 11, 45 + 47; N 11A, 108b + 109a; N P, 12 add.; A 20, 1b add.; monogr.] I-1
oneerlijk(heid) oneerlijk: oneerlijk (Schinnen), onîe-éérlik (Schinnen) liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
oneetbare bes kral: WLD  kral (Schinnen) Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)] III-4-3