e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
portiuncula-aflaat portiuncula: portsiónkela (Schinnen) De portiuncula-aflaat, die verdiend kon worden op het Portiunculafeest op 2 augustus [portsiónkela-ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
postbode facteur (fr.): facteur (Schinnen), post: pos (Schinnen), poͅz (Schinnen) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND] III-3-1
postkoets postkoets: poskoetsj (Schinnen) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel postzegel: postzegel (Schinnen), poszeegəl (Schinnen) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] III-3-1
poten poten: pōǝtǝ (Schinnen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
potlood potlood: potloaat (Schinnen), potload (Schinnen) een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)] III-3-1
potten? potten: potten (Schinnen), pottə (Schinnen) op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)] III-3-1
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbɛkǝr (Schinnen) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
praatje kal: kal (Schinnen) een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)] III-3-1
pralerij geneuks: gənöëks (Schinnen) een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] III-1-4