e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schildersbedrijf, -ambacht schildersambacht: šeldǝrs˱ambax (Schinnen) [N 67, 99d] II-9
schilderskam kam: kamp (Schinnen) Grofgetande kam van staal, kurk of rubber die onder meer wordt gebruikt bij het imiteren van hout. Zie ook afb. 99. [N 67, 59] II-9
schildersknecht knecht: knɛx (Schinnen), meesterknecht: męjstǝrknɛx (Schinnen) [N 67, 99b; monogr.] II-9
schilderswerkplaats werkplaats: werkplāts (Schinnen) De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f] II-9
schilfer schilfer: sjilver (Schinnen) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimmel schimmel: šømǝl (Schinnen) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: sjummel (Schinnen) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3
schimpen schampen: sjampe (Schinnen), sjàmpə (Schinnen) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: scheep (Schinnen), sjieep (Schinnen), šep (Schinnen) schip [RND], [SGV (1914)] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)] III-3-1
schipper schipper: šipər (Schinnen) schipper [RND] III-3-1