e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaap slaap: sjlaop (Schinnen), sjloap (Schinnen) Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)] III-1-2
slaapbol kollebloem: gekweekte "kollebloom (Schinnen) Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)] III-4-3
slachten slachten: šlaxtǝ (Schinnen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: sjlaaf (Schinnen), sjlaag (Schinnen), sjleig (Schinnen), veeg: veiig (Schinnen), vèèg (Schinnen) slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slak slak: sjlak (Schinnen, ... ) slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: sjlekkenhuske (Schinnen) slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slang slang: eigen spellingsysteem  sjlang (Schinnen), WLD  sjlang (Schinnen) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slangbier schlauchbier: schlauchbier (Schinnen) Jong bier dat met behulp van slangen naar de legerkelder wordt gevoerd. [monogr.] II-2
slangen schlauchen: šlawxǝ (Schinnen) Jong bier naar de legerruimte overbrengen. [N 35, 79; monogr.] II-2
slanger schlaucher: schlaucher (Schinnen) De persoon die belast is met het overbrengen van het bier naar de legerruimte. [monogr.] II-2