e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitvlucht uitvlucht: oetvluchte (Schinnen), oetvlög (Schinnen) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitwerpselen kak: kak (Schinnen), keutel: kø:tələ (Schinnen), schijt: sjiet (Schinnen), stront: sjtront (Schinnen) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pęškø̄tǝlǝ (Schinnen) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koeflat: kōflat (Schinnen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
unster ponder: punjere (Schinnen) unster (balans) [SGV (1914)] III-3-1
urine pis: pies (Schinnen), pis (Schinnen), plas: plas (Schinnen), zeik: Plat.  zeik (Schinnen) urine [N 10c (1995)] III-1-1
urineren pissen: pisse (Schinnen), pissen (Schinnen), wateren: watere (Schinnen), zeiken: Plat.  zeike (Schinnen) urineren [N 10c (1995)] III-1-1
ursuline ursuline: Urselien (Schinnen, ... ), Ursulien (Schinnen) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaandel drapeau (fr.): drappoo (Schinnen), vaan: vaan (Schinnen, ... ) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars vaars: vē̜ǝš (Schinnen), vɛš (Schinnen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11