33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q032p Schinnen)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelaovend (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
vasteloavend (Q032p Schinnen),
vastəloͅ.vənt (Q032p Schinnen),
vastenavond:
vastenoavend (Q032p Schinnen)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
vastendaag (Q032p Schinnen)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
lijdensmeditatie (<fr.):
lijdens meditatie (Q032p Schinnen),
vastenpreek:
vastepraek (Q032p Schinnen),
vasteprèek (Q032p Schinnen)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
de vaste (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
vaste (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
vastentijd:
vastetied (Q032p Schinnen)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
30790 |
vastpennen |
pinnen:
penǝ (Q032p Schinnen)
|
Een ruit met behulp van glaspennen, haaks omgezette stukjes blik met een uitgeperste punt, in de sponning vastzetten. [N 67, 90d]
II-9
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
vaat (Q032p Schinnen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
vechte (Q032p Schinnen),
vègtə (Q032p Schinnen),
zich houwen:
zich houwə (Q032p Schinnen),
zich kempen:
kempe (Q032p Schinnen),
kèmpə (Q032p Schinnen)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
dieren:
dērǝ (Q032p Schinnen),
vee:
vei̯ (Q032p Schinnen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|