21797 |
verdenking |
verdenking:
vərdinking (Q032p Schinnen)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dor:
WLD
dor (Q032p Schinnen),
uitgedroogd:
ōētgədrùèug (Q032p Schinnen),
verdord:
eigen spellingsysteem
verdord (Q032p Schinnen),
verdroogd:
eigen spellingsysteem
verdreugd (Q032p Schinnen)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (Q032p Schinnen),
lîêjə (Q032p Schinnen),
pijn:
pīēn (Q032p Schinnen),
verdriet:
verdreit (Q032p Schinnen)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
weg:
weg (Q032p Schinnen)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23855 |
vereniging die de processiepaaltjes plaatst |
buurt:
de buurt (Q032p Schinnen)
|
De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q032p Schinnen)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30624 |
verf zeven |
zeven:
zēvǝ (Q032p Schinnen)
|
Verf door een zeef of doek laten lopen teneinde ongerechtigheden eruit te verwijderen. [N 67, 27c]
II-9
|
30661 |
verfbakje |
verfbak:
vɛrf˱bak (Q032p Schinnen)
|
Bakje voor verf. Het bakje is noodzakelijk bij het gebruik van een verfroller om de verf goed op de rol te kunnen aanbrengen. [N 67, 46b]
II-9
|
30667 |
verfhaak |
haak:
hǭk (Q032p Schinnen)
|
S-vormige haak waaraan de verfpot kan worden gehangen. [N 67, 53b]
II-9
|
30677 |
verfkrabber |
krabber:
krabǝr (Q032p Schinnen)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|