e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuil waterx mooswater: mooswater (Schinnen) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuistslag op de rug bonk: bonk (Schinnen) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
vulketel eker: iǝkǝr (Schinnen) Het gereedschap waarmee de vaten aangevuld worden. [N 35, 77] II-2
vuurhaard stooklok: štǫaklǫak (Schinnen), vuur: vȳr (Schinnen) Het gedeelte van de stookplaats waar het vuur brandt. [N 57, 8b] II-2
waaienx waaien: het wät (Schinnen), wäje (Schinnen) het waaide [SGV (1914)] || waaien [SGV (1914)] III-4-4
waarderen tellen: tellen (Schinnen), téllə (Schinnen), waarderen: waardere (Schinnen) op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)] III-1-4
waarschuwen manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  manen (Schinnen), waarschuwen: waarsjoewə (Schinnen), waarsjue (Schinnen, ... ), waarsjuuje (Schinnen) het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] || waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1
waarschuwingsapparaat overkoker: ø̄vǝrkǭkǝr (Schinnen) Het apparaat in de wortketel dat aangeeft wanneer het brouwsel te hard kookt. De invuller uit Q 32 vermeldt dat hun "overkoker" een werktuig was dat door het bedrijf zelf ontwikkeld was. Over het algemeen waren er echter geen speciale apparaten die waarschuwden voor overkoken. Volgens de zegsman uit L 325 mocht overkoken zeker niet gebeuren, zodat oplettendheid geboden was. In Q 101 werd als waarschuwing een "brul" gegeven wanneer het brouwsel te hard dreigde te gaan koken. [N 35, 59] II-2
wacht wacht: wach (Schinnen), wacht (Schinnen) de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)] III-3-1
wachthouden bij een dode waken: waakə (Schinnen), wake bie de doa (Schinnen), waken (Schinnen) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] || wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)] III-2-2