e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brandblaar brandblaar: brandbloar (Schinnen) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden borren: de kachel bort??? (Schinnen), de stouf bort?? (Schinnen) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brender (Schinnen) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brandewien (Schinnen, ... ), brandewieən (Schinnen) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandgist brandgist: brantjges (Schinnen) De aan de randen van gistkuipen aangezette gist en hophars die een zeer donkere kleur hebben. [N 35, 71] II-2
brandhout brandhout: brandjhout (Schinnen), brantjhoͅu̯t (Schinnen) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1
brandkast in de sacristie kluis: de kloes (Schinnen), kloes (Schinnen, ... ) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandlamp brandlamp: branjtjlamp (Schinnen) Toestel om verf af te branden. Men onderscheidt spiritus- en benzinelampen al naar gelang de brandstof. Zie ook afb. 100. [N 67, 61b; monogr.] II-9
brandnetel eiernetel: ęi̯ǝrnētǝl (Schinnen), netel: niǝtǝl (Schinnen), nētǝl (Schinnen), nīǝtǝl (Schinnen), -  netel (Schinnen), varkennetel: vɛrkǝnētǝl (Schinnen), varkensnetel: -  verkesnetel (Schinnen) brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3
brandslang slang: sjlang (Schinnen, ... ) de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)] III-3-1