e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
derde aftreksel derde aftrek: dridǝ āftręk (Schinnen), derde beslag: dridǝ bǝšlāx (Schinnen) De vloeistof die de derde keer uit het beslag gewonnen wordt. Uit de opgaven blijkt dat slechts in weinig brouwerijen een derde aftreksel gemaakt werd. Sommige brouwers wisten niet eens dat het gebeurde. [N 35, 54; N 35, 40] II-2
desemen de deeg zetten: den deig zettə (Schinnen), desemen: dèiseme (Schinnen), te bakken zetten: tə bakkə zettə (Schinnen), aate kort  te bakke zäəte (Schinnen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugd deugd: deug (Schinnen), deugd (Schinnen), deugt (Schinnen) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3
deugdzaam deugdelijk: deugdelik (Schinnen), deugdzaam: deugzaam (Schinnen) Deugdzaam. [N 96D (1989)] III-3-3
deugniet batraaf: bàttərááf (Schinnen), deugeniet: deugeneet (Schinnen, ... ), deugniet: deugneet (Schinnen), ondeugender, een -: ondeugender (Schinnen), seldervuur: seldervuur (Schinnen), stinkerd: sjtinkerd (Schinnen), sjtinkert (Schinnen) deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] III-1-4
deur deur: dø̄r (Schinnen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurwaarder deurwaarder: deurwaarder (Schinnen), deurwéérdər (Schinnen) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diabolo diabolo: diabolo (Schinnen) Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)] III-3-2
diaken rector (lat.): rektor (Schinnen) Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)] III-3-3
diarree dunne, de -: dunne (Schinnen), prots: proetsj (Schinnen, ... ) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] III-1-2