e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (bn.) dood: doid (Schinnen), dood (Schinnen), dôôt (Schinnen), uitgegangen: is oetgegange (Schinnen) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zn.) dood: doad (Schinnen, ... ) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodliggen kapotliggen: kǝpotlegǝ (Schinnen) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
doodlopende weg keerweg: kjièrwēēg (Schinnen) een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)] III-3-1
doodskist doodskist: doadskies (Schinnen, ... ), doadskis (Schinnen, ... ), zerk: zerk (Schinnen, ... ), Recenter: doeadskies  zerk (Schinnen, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodshemd: voor man  doidshumme (Schinnen), doodskleed: voor vrouw  doidskleid (Schinnen) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doodsklok doodsklok: de doeadsklok (Schinnen), de doeëdsklok (Schinnen), de dōadsklok (Schinnen) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doadzunj (Schinnen), doeadzunj (Schinnen), doeèdzunj (Schinnen), grote zonde: groate zunj (Schinnen) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doof doof: douf (Schinnen) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: dooe (Schinnen) dooien [SGV (1914)] III-4-4