e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dragen, gezegd van ijs dragen: ət dreuch al (Schinnen), houden: houden (Schinnen), ⁄t hilt (Schinnen) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van de doodskist drager: drieèger (Schinnen), driëeger (Schinnen), driëger (Schinnen) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2
drager van het baldakijn hemeldrager: hemeldrager (Schinnen), hemeldrager, mv dragesj (Schinnen), hemelsdrager: de hemelsdràëger (Schinnen) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vanendrager: vanedrièger (Schinnen), vanedriëger (Schinnen), vanedrèiger (Schinnen) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
dragon dragon: eigen spellingsysteem  dragon (Schinnen, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: dránk (Schinnen), drinken: drènke (Schinnen), drinkens: drinkəs (Schinnen) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Schinnen) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreif (Schinnen, ... ), lei: Van Dale: III. lei (gew.), 2. laan, avenue.  lei (Schinnen, ... ) dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen drammen: drammen (Schinnen), drammerig: drammerig (Schinnen), jammeren: jeemələ (Schinnen), jengelen: jengele (Schinnen), jengələ (Schinnen), meken: meeke (Schinnen) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dresseren rekken: rɛkǝ (Schinnen) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen v√≥√≥r het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7