e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koud, mistig en somber weer donker (weer): donker wêr (Schinveld), duister (weer): duuster wêr (Schinveld) donker [~ weer] [SGV (1914)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ĕĕne kaauwe winjdj (Schinveld) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous met knoopjes slobkous: sjlopkouze (Schinveld) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: hoas (Schinveld), n kousen]: haos (Schinveld) kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: binjel (Schinveld, ... ), hoosbindel: haosbinjel (Schinveld) kousenband [N 07 (1961)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouteren: kōtǝrǝ (Schinveld) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag van een kraagmantel pelerine (<fr.): pellerien (Schinveld) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraakbeen knoers/knors: knōasj(t) (Schinveld), knôêsj (Schinveld) kraakbeen [SGV (1914)] || kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Schinveld) kraaltjes [RND] III-3-2
kraamverzorgster verpleegster: verpleegster (Schinveld) kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)] III-2-2