e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lenig gezwank: gesjwank (Schinveld) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar uitergaans: oetergoans (Schinveld), uithoud: oethauwt (Schinveld), voorjaar: vuerjoar (Schinveld), vroegjaar: vreu(g)joar (Schinveld), ⁄t vreugjoar (Schinveld) lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
lepel lepel: lupel (Schinveld) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leren leren: lieere(n) (Schinveld) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kamasje (Schinveld) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten pats: patsj (Schinveld) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtŭŭdeere(n) (Schinveld) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel grote stoel: grōatə štōͅl (Schinveld) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: t lééve (Schinveld) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lééver (Schinveld) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1