e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverworst leverworst: laeverwôêsj (Schinveld), läverwors-j duitse ä  leverwors-j (Schinveld) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer juffertje: juffertje (Schinveld), snijder: snieër (Schinveld) libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lijf: līēf (Schinveld, ... ) lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamsvocht leewater: lĕĕjwater (Schinveld), water: waater (Schinveld) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
lichte klei zavel: zāvǝl (Schinveld) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte overjas overjas: aoverjas (Schinveld) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3
lichtgeraakt, kregel garetig: garetig (Schinveld), gauw op zijn staart getreden: gauw op ze sjtart getrêe (Schinveld) kregel [SGV (1914)] || lichtgeraakt [SGV (1914)] III-1-4
lidmaat, ledematen knook, knoken: knèùk (Schinveld) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje liecht: verkleinw. leegtje  leegt (Schinveld), liedje: le.tjə (Schinveld) lied [SGV (1914)] || liedje [RND] III-3-2
liederen (mv.) liechteren: leegter (Schinveld) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2