34179 |
nageboorte van de koe |
nageboorte:
nǭgǝbø̄rtǝ (Q030p Schinveld),
nǭgɛbōrt (Q030p Schinveld)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
nageboorte:
nǭgǝbø̄rtǝ (Q030p Schinveld),
nǭgǝbōrt (Q030p Schinveld)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
groffiaat:
groffioat (Q030p Schinveld),
violet:
flĕĕt (Q030p Schinveld),
flèt (Q030p Schinveld)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25410 |
nagels verwijderen |
koten uittrekken:
kø̄ǝt ūttrɛkǝ (Q030p Schinveld)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
naspoelen:
nǭšpø̄lǝ (Q030p Schinveld)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (Q030p Schinveld),
tweede hooi:
twiǝdǝ hø̜i̯ (Q030p Schinveld)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25592 |
narijs |
rijzen:
rē̜zǝ (Q030p Schinveld)
|
Na het bewerken en opmaken van het deeg kan de laatste rijs, de narijs, beginnen. Het deeg moet nog enige tijd rijzen in de bus, het blik, de rijskast, voordat het in de oven geschoven kan worden. Men moet bij de narijs erop leggen dat temperatuur en vochtigheid van de lucht voldoende zijn (Schoep blz. 102). Zowel een te lage als een te hoge temperatuur beïnvloeden het deeg ongunstig, terwijl de vochtigheid van de lucht ook niet te hoog mag zijn. Het verdient aanbeveling de narijs te laten geschieden in een afzonderlijke ruimte, waar men zowel de temperatuur als de vochtigheid van de lucht in de hand heeft. Volgens de informant van L 330 duurt de narijstijd een half uur. [N 29, 39b; N 29, 39a]
II-1
|
32963 |
nascharder |
nareker:
nǭrēkǝr (Q030p Schinveld)
|
Degene die het achtergebleven hooi bijeenharkt. [A 34, 4; add. uit N.14, 122]
I-3
|
25393 |
nascheren |
schrabben:
šrabǝ (Q030p Schinveld)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bēk (Q030p Schinveld)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|