25172 |
nieuwe maan |
oud licht:
auwt leech(t) (Q030p Schinveld)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nŭŭjts (Q030p Schinveld)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nŭŭjsjieerig (Q030p Schinveld)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gaape (Q030p Schinveld)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
wêêrd (Q030p Schinveld),
(boven de e hoort nog een lengte streep te staan).
wêrd (Q030p Schinveld)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
pitsen:
pits-je (Q030p Schinveld)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
heten:
een naam geven
heesjen (Q030p Schinveld),
noemen:
nuimə (Q030p Schinveld)
|
heeten [SGV (1914)] || noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
nog niet uitgebroeid:
nox nēt ūtgǝbrȳǝt (Q030p Schinveld)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vīǝš (Q030p Schinveld)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|