24490 |
populier (alg.) |
papelwijde:
poapelwiej (Q030p Schinveld)
|
populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
Karte 74.
porte(-)feuille (Q030p Schinveld)
|
Brieftasche
III-3-1
|
21203 |
postbode |
post:
poͅz (Q030p Schinveld)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33171 |
poten |
poten:
poátǝ (Q030p Schinveld),
pǭtǝ (Q030p Schinveld)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
19494 |
potkachel |
stoof:
sjtoaf = drieklauw
štōͅf (Q030p Schinveld)
|
kachel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21006 |
prei |
look:
look (Q030p Schinveld)
|
prei [SGV (1914)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
prent(je):
prenjtj (Q030p Schinveld),
schild(je):
sjeljdj (Q030p Schinveld)
|
prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
aardigheid:
aardigheed (Q030p Schinveld),
vièr hubben aardigheed gad (Q030p Schinveld)
|
[schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
29943 |
priemen |
pinnen:
pen (Q030p Schinveld)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23326 |
priester |
geestelijke:
geeselik (Q030p Schinveld),
priester:
preester (Q030p Schinveld)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|