e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rente rente: renjtje (Schinveld) rente [SGV (1914)] III-3-1
rentenier rentenier: rinjtjeneer (Schinveld) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentmeester rentmeester: zachte k  rinkmeester (Schinveld) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
rest in het glas klatsje: klets-jke (Schinveld) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant vissen fuik: foek (Schinveld), net: nĕĕt (Schinveld), snoek: sjnook (Schinveld), snoek (mv.): sjneuk (Schinveld) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels vliegen: vleege (Schinveld), vleegen (Schinveld) vliegen [SGV (1914)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Schinveld), däs (Schinveld), tam: taam (Schinveld), wild: wiljdj (Schinveld) das [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
reuzel veer: vēǝr (Schinveld) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
reuzel, bladvet reut: röet (Schinveld) smout [SGV (1914)] III-2-3
rib rib: rub (Schinveld, ... ) rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1