19340 |
speels, dartel |
spelig:
sjpĕĕlig (Q030p Schinveld)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (Q030p Schinveld)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
sjpèk (Q030p Schinveld)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpieel (Q030p Schinveld)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q030p Schinveld)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vaststeken:
vasštē̜kǝ (Q030p Schinveld)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpieelen (Q030p Schinveld),
spiele (Q030p Schinveld)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpeegel (Q030p Schinveld)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17569 |
spier |
muskel (du.):
mōēsjkel (Q030p Schinveld)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21373 |
spijbelen |
langs de school strijken:
zich langs de sjoal sjtrieke(n) (Q030p Schinveld),
langs de school stritsen:
langs de school stritsen (Q030p Schinveld),
uit de school versteken:
zich oet de sjoal versjtêke(n) (Q030p Schinveld)
|
spijbelen [SGV (1914)] || wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|