23333 |
voorteken |
voorteken:
vuerteeke(n) (Q030p Schinveld)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34015 |
vooruit |
voorwaarts:
vørwats (Q030p Schinveld)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
25406 |
voorwerp waarmee men de laatste haren van het varkenslijf brandt |
bussel stro:
bøsǝl štrø̄ (Q030p Schinveld),
fakkel stro:
fakǝl štrø̄ (Q030p Schinveld)
|
Met dit voorwerp brandt men de na het krabben achtergebleven haren af. Het lemma valt uiteen in twee delen: één deel waarin de ouderwetse methoden worden genoemd b.v. stro e.d. en een deel waarin moderner gereedschap is opgenomen b.v. gasbrander. Het branden met stro e.d. kan gebeuren door met een bosje brandend stro over het varkenslijf te strijken, of door een strovuurtje onder het varken te stoken, terwijl het dier is opgehangen. Voor het mes waarmee men de laatste haren van het varkenslijf verwijdert, zie men het lemma ''mes''.' [N 28, 33c; monogr.]
II-1
|
34609 |
voorwiel van de driewielige kar |
radje:
rētjǝ (Q030p Schinveld)
|
Klein wendbaar wieltje vooraan aan de kar. [N G, 67a; A 27, 22b; Lu 5, 22b]
I-13
|
19712 |
vork |
fourchette:
veršet (Q030p Schinveld)
|
vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevruer (Q030p Schinveld)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)]
III-4-4
|
18279 |
vouw |
vouw:
vauw (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
vauwe(n) (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vauwe (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21397 |
vragen |
vragen:
vroage(n) (Q030p Schinveld)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33693 |
vredewis |
vreerijs:
vreǝrīs (Q030p Schinveld),
vrijrijs:
vrīris (Q030p Schinveld)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|