25207 |
wind (alg.) |
wind:
wĕĕnjdj (Q030p Schinveld)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
windig (weer):
wĕĕnjig (Q030p Schinveld)
|
winderig [SGV (1914)]
III-4-4
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (Q030p Schinveld),
weŋkǝlhǭk (Q030p Schinveld),
winkelhoak (Q030p Schinveld)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, II-9, III-1-3
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
wenjterklejer (Q030p Schinveld)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mōrǝ (Q030p Schinveld),
mūrǝ (Q030p Schinveld)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
19306 |
wispelturig |
fakkeltig:
fakkeltig (Q030p Schinveld)
|
wispelturig [SGV (1914)]
III-1-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
klatskaas:
klatsj-kees (Q030p Schinveld)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld,
Q030p Schinveld),
wit moes:
wit moos (Q030p Schinveld)
|
boerenkool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermänke (Q030p Schinveld),
koevogeltje:
kouwvuegelke (Q030p Schinveld),
kwikstaart:
kwiksjtart (Q030p Schinveld)
|
kwikstaart [SGV (1914)]
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (Q030p Schinveld)
|
witte waterlelie [N 37 (1971)]
III-4-3
|