e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wind (alg.) wind: wĕĕnjdj (Schinveld) wind [SGV (1914)] III-4-4
winderig weer windig (weer): wĕĕnjig (Schinveld) winderig [SGV (1914)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Schinveld), weŋkǝlhǭk (Schinveld), winkelhoak (Schinveld) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, II-9, III-1-3
winterkleren winterkleren: wenjterklejer (Schinveld) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterwortelen moren: mōrǝ (Schinveld), mūrǝ (Schinveld) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wispelturig fakkeltig: fakkeltig (Schinveld) wispelturig [SGV (1914)] III-1-4
witte kaas, wrongel klatskaas: klatsj-kees (Schinveld) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kool kappes: kappes (Schinveld, ... ), wit moes: wit moos (Schinveld) boerenkool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermänke (Schinveld), koevogeltje: kouwvuegelke (Schinveld), kwikstaart: kwiksjtart (Schinveld) kwikstaart [SGV (1914)] III-4-1
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Schinveld) witte waterlelie [N 37 (1971)] III-4-3