24922 |
aarde, grond |
aarde:
ɛ̄rd} (Q030p Schinveld),
drek:
drek (Q030p Schinveld)
|
aarde (grond) [SGV (1914)]
III-4-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ɛ̄rdǝ pǫt (Q030p Schinveld),
boterdop:
būtǝrdøp (Q030p Schinveld)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
aardmannetje:
äärdmenke (Q030p Schinveld),
äärdmenken (Q030p Schinveld)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
schikschouderen:
sjiksjouwere(n) (Q030p Schinveld)
|
aarzelen [SGV (1914)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roeten oas (Q030p Schinveld)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
19021 |
achterdocht |
presumptie:
perzonsje(n) (Q030p Schinveld)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
17572 |
achterhoofd |
knots:
knötsj (Q030p Schinveld)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17651 |
achterste |
achterste:
ächtesjte (Q030p Schinveld)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
34584 |
achterwand |
klap:
klap (Q030p Schinveld)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
24438 |
adder |
adder:
nadder (Q030p Schinveld)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|