| 25521 |
de oven reinigen |
schoonmaken:
šunmākǝ (Q030p Schinveld)
|
Het object "oven" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 12c; OB 2, 2c add.; monogr.]
II-1
|
| 19859 |
de tafel dekken |
dis dekken:
dösj dèkken (Q030p Schinveld)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
| 19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de wäsj blöjen (Q030p Schinveld)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 19437 |
de was spoelen |
spoelen:
sjpeule(n) (Q030p Schinveld)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 20808 |
deeg |
deeg:
deeg (Q030p Schinveld)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 25578 |
deeg afwegen |
wegen en verdelen:
wēgǝ ɛn vǝrdēle (Q030p Schinveld)
|
De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a]
II-1
|
| 25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē.ǝ (Q030p Schinveld),
knē̜ (Q030p Schinveld),
knɛ̄ (Q030p Schinveld),
mengen:
mengen (Q030p Schinveld),
męŋǝ (Q030p Schinveld)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
| 25549 |
deeg kneden met de voeten |
treden:
trēǝ (Q030p Schinveld),
trē̜. (Q030p Schinveld)
|
Een eventueel opgegeven object "deeg" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 20c; N 6, 47; N 29, 20b; monogr.]
II-1
|
| 25586 |
deegbollen hun broodvorm geven |
opmaken:
opmākǝ (Q030p Schinveld),
vormen:
(het deeg wordt) gǝvǫrmt (Q030p Schinveld)
|
Als de bollen voldoende gerezen zijn, gaat men ze vormen tot het gewenste model. Dit houdt in dat men van de bol een deegstrook van een bepaalde lengte maakt (Schoep blz. 100). Vervolgens vouwt men de beide uiteinden van de strook naar elkaar toe. Dan vormt men een deegplak die een trapeziumvorm heeft, d.w.z. de bovenste horizontale zijde is korter dan de onderste. Tenslotte rolt men met de palm van de hand het brood in de gewenste vorm. [N 29, 36; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
| 25582 |
deegbollen wegzetten om ze te laten rijzen |
laten rijzen:
lǭtǝ ręjzǝn (Q030p Schinveld)
|
Wanneer de bol is gevormd, laat men haar enige tijd rijzen, voordat men met het opmaken, vormen, begint. In dit lemma is er een aantal woordtypen dat benadrukt het "wegzetten", terwijl er ook een aantal is dat het accent legt op het "rijzen" of "laten rijzen". [N 29, 35a; monogr.]
II-1
|