19684 |
deur |
deur:
dȳr (Q030p Schinveld)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
21310 |
dief |
dief:
een valsche sleutel heet deefke
deef (Q030p Schinveld),
schelm:
sjelm (Q030p Schinveld)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (Q030p Schinveld),
tablet:
tabløt (Q030p Schinveld)
|
dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deens (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
deenst (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (Q030p Schinveld)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
dier:
deer (Q030p Schinveld)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
dij:
dèj (Q030p Schinveld),
dèje (Q030p Schinveld)
|
dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|
18688 |
dikke want |
pijhaas:
piejhésje (Q030p Schinveld)
|
wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18684 |
dikke wollen sjaal |
wintersjaal:
wénjtersjaal (Q030p Schinveld)
|
das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18266 |
dikke, warme mantel |
mantel:
manjtel (Q030p Schinveld)
|
damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|