21290 |
doen vechten |
aaneenhangen:
! net het tegenovergestelde als in Van Dale: aaneenhangen, 2. (gew.) van personen: zich bij elkaar aansluiten, één lijn trekken.
hiŋk tə gansə wɛld a:ne (Q030p Schinveld)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
hoare (Q030p Schinveld),
hoaren (Q030p Schinveld)
|
mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
weljǝ kervǝl (Q030p Schinveld)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
17908 |
dompelen |
doppen:
deupen (Q030p Schinveld),
onderduwen:
ongerdŭŭje (Q030p Schinveld),
soppen:
soppen (Q030p Schinveld)
|
dompelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
25120 |
donderen |
hommelen:
hommele(n) (Q030p Schinveld)
|
donderen [SGV (1914)]
III-4-4
|
24832 |
donderkruid |
hommelskruid:
hoemelskroed (Q030p Schinveld)
|
donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25118 |
donderx |
hommel:
hommel (Q030p Schinveld)
|
donder [SGV (1914)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
dompetig:
(= mistige schemer).
doempetig (Q030p Schinveld),
duister:
dūūster (Q030p Schinveld),
dŭŭster (Q030p Schinveld)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dōad (Q030p Schinveld),
dôêt (Q030p Schinveld),
met accent egue è op beide o
dōōd (Q030p Schinveld)
|
dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
zerk:
zerk (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|