e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

Gevonden: 2469
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doen vechten aaneenhangen: ! net het tegenovergestelde als in Van Dale: aaneenhangen, 2. (gew.) van personen: zich bij elkaar aansluiten, één lijn trekken.  hiŋk tə gansə wɛld a:ne (Schinveld) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
doffer, mannelijke duif hoorn: hoare (Schinveld), hoaren (Schinveld) mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dolle kervel wilde kervel: weljǝ kervǝl (Schinveld) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen doppen: deupen (Schinveld), onderduwen: ongerdŭŭje (Schinveld), soppen: soppen (Schinveld) dompelen [SGV (1914)] III-1-2
donderen hommelen: hommele(n) (Schinveld) donderen [SGV (1914)] III-4-4
donderkruid hommelskruid: hoemelskroed (Schinveld) donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)] III-4-3
donderx hommel: hommel (Schinveld) donder [SGV (1914)] III-4-4
donker, duisterx dompetig: (= mistige schemer).  doempetig (Schinveld), duister: dūūster (Schinveld), dŭŭster (Schinveld) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dood (bn.) dood: dōad (Schinveld), dôêt (Schinveld), met accent egue è op beide o  dōōd (Schinveld) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
doodskist zerk: zerk (Schinveld, ... ) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3