e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

Gevonden: 2469
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geitestal geitestal: gētǝ[stal] (Schinveld) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gejoel gebuier: vgl. Sittard Wb. (pag. 62): buiere, tieren.  geböjer (Schinveld), gejuister: gejeujster (Schinveld) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gekruld haar krullenkop: krollekop (Schinveld) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: xɛltj (Schinveld), xɛlṭj (Schinveld) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele ganzebloem alverdrijf: alfǝrdrif (Schinveld), sintjansbloem: sentjansblōm (Schinveld) Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] I-5
gele kwikstaart geelguuts: gəəlguutsj (Schinveld), kwikstaartje: kwiksjtertjə (Schinveld) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Schinveld) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijkspelen op zaad doen: op zoaten dōa (Schinveld) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
geloof geloof: geloof (Schinveld) geloof [SGV (1914)] III-3-3
gelooven geloven: geleuve(n) (Schinveld), gleuve(n) (Schinveld) gelooven [SGV (1914)] III-3-3