e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

Gevonden: 2469
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsen [zeveren] zeveren: zeevere(n) (Schinveld) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  sjwetse(n) (Schinveld) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klappei: klappei (Schinveld) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klieven splijten: šplītǝ (Schinveld) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] II-12
klimop wintergroen: -  wèntjergreun (Schinveld) klimop III-4-3
klit klit: o  klät (Schinveld) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
klomp klomp: kloemp (Schinveld), klump (Schinveld) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
kloven keenselen: keensele (Schinveld), reten: rîête (Schinveld), rinnen: rinne (Schinveld), sprongen: sjprung (Schinveld) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde bonk: buŋk (Schinveld), kluit: klȳt (Schinveld) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klŭŭje(n) (Schinveld) kluwen [SGV (1914)] III-1-3