e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schulen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijbroek culotte (fr.): klot (Schulen), rijbroek: met leren belegsel  reibrok (Schulen) een rijbroek [N 59 (1973)] III-1-3
rijden rijden: réə (Schulen) rijden [ZND 25 (1937)] III-3-1
rijgen driegen: drīgǝ (Schulen) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijggaren drieggaren: drīx˲gārǝ (Schulen), driegkatoen: drīxkǝtūn (Schulen) Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.] II-7
rijgsteek driegsteek: drīxstēk (Schulen) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijkdom fortuin: furtin (Schulen) rijkdom [RND] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): ne genderm (Schulen) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: réép (Schulen) rijp [RND] III-2-3
rijshout, bonenstaak erwtenrijs: ēͅ.təreͅi̯zər (Schulen) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [Goossens 1b (1960)] I-7
rijzadel rijzadel: rē̜ǝ.zǭǝl (Schulen) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10