18533 |
vestzakje |
boventas:
bövəteəs (P052p Schulen)
|
het zakje in het vest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vē.lǝ (P052p Schulen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (P052p Schulen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
achternoen, de -:
āchtərnyn (P052p Schulen)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 -16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17768 |
vinger |
vinger:
veŋər (P052p Schulen)
|
vinger [RND]
III-1-1
|
28889 |
vingerhoed |
vingerhoed:
veŋǝrhyt (P052p Schulen)
|
Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.]
II-7
|
17769 |
vingerlid |
vingerlid:
vingerlid (P052p Schulen)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
19746 |
violier |
flier:
flier (P052p Schulen),
violier:
flier (P052p Schulen),
flīr (P052p Schulen)
|
Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)]
I-7, III-2-1
|
19745 |
viooltje |
viooltje:
vioeltje (P052p Schulen)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
33283 |
vlas hagen |
hagen:
hāgǝ (P052p Schulen)
|
Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10]
I-5
|