e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schulen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
was was: wā.s (Schulen) Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6
waterketel, moor moor: mūr (Schulen) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] III-2-1
waterput put: pet (Schulen) [RND 08] I-7
waterring van de mijt waterlaag: wɛtǝrlōǝx (Schulen) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
weekblad? mannetjesgazet: mennekesgazet (Schulen) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weer genezen weer goed: wir guət (Schulen) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weerlichtx heiweer: ps. letterlijk overgenomen.  heiwēr̄ (Schulen) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weg weg: wɛ.x (Schulen) weg [RND] III-3-1
wei wei: (Schulen), wēi̯ (Schulen), wēi̯ǝ (Schulen), węi̯ (Schulen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
wenkbrauw wenkbrauw: winkbrouwen (Schulen) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1