32924 |
heukelingen spreiden |
breken:
[breken] (P052p Schulen)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
heup (P052p Schulen, ...
P052p Schulen)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
28938 |
heupwijdte, zitwijdte |
bassin:
basen (P052p Schulen)
|
Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
33704 |
heuvel |
berg:
bɛrx (P052p Schulen)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
berg:
ps. omgespeld volgens IPA.
ɛn beͅrg (P052p Schulen),
hoogte:
wa ⁄n hiegte (P052p Schulen)
|
heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
heə àt nə zə vaoədər (P052p Schulen)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
kuimen:
kɛi̯mǝ (P052p Schulen)
|
[JG 1a, 1b]
I-11
|
22777 |
hinkelblokje |
hinkscherf:
hinkscherf (P052p Schulen)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
hinke (P052p Schulen)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
spanken:
spanke (P052p Schulen)
|
Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|