| 33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brok (P052p Schulen)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (P052p Schulen)
|
Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
| 34581 |
ladderboom |
leer:
līǝr (P052p Schulen)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
| 19668 |
lade |
lade van de tafel:
lāj van də tōfəl (P052p Schulen),
schuif van de tafel:
scheif van de tōfəl (P052p Schulen)
|
lade van een tafel [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
| 28866 |
lade in de kleermakerstafel |
tafellade:
tōfǝllãǝ (P052p Schulen)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
| 27367 |
laden |
laden:
lǭǝ (P052p Schulen)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
| 27854 |
lading |
vracht:
vrā.xt (P052p Schulen)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
| 18147 |
lam |
lammetje:
lɛmǝkǝ (P052p Schulen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34412 |
lammeren |
lammeren:
lamǝrǝ (P052p Schulen)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 19485 |
lampenpit |
wiek:
wik (P052p Schulen, ...
P052p Schulen)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|