17650 |
achterwerk |
bodem:
baom (L266p Sevenum),
viool:
fioel (L266p Sevenum),
vot:
vot (L266p Sevenum)
|
[N 10c (1995)]deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
acoliet (L266p Sevenum)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (L266p Sevenum)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
WLD
adder (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
pijlvaren:
WBD peel
piëlvare (L266p Sevenum),
WLD kwamen voor in de Peel
piëlvaare (L266p Sevenum)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oam (L266p Sevenum)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (L266p Sevenum),
ademhalen:
oam hale (L266p Sevenum)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L266p Sevenum),
oaər (L266p Sevenum),
oaəre (L266p Sevenum)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L266p Sevenum)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26736 |
afbonken van de hei |
bonken:
boŋkǝ (L266p Sevenum),
klare boel maken:
klǭrǝn bul mākǝ (L266p Sevenum)
|
Het verwijderen van de hei of de bovengrond in het veen in plaggen afsteken. Voordat men overgaat tot het maaien van de heide, moet men eerst ook het aanwezige gemul of de modder verwijderen. [I, 28]
II-4
|